Algemene projectomschrijving
In de Rotterdamse haven is de RDM Campus gerealiseerd, met als middelpunt de voormalige machinehal Innovation Dock; een aaneenschakeling van grootschalige monumentale industriële hallen. Het Innovation Dock bestaat uit twee delen: een scholendeel, waar Albeda College en Hogeschool Rotterdam hun lokalen en werkruimtes hebben, en een bedrijvendeel. In het bedrijvengedeelte is 11.500 m² beschikbaar voor kleinschalige en innovatieve bedrijven die actief zijn op de markten 'building, moving & powering'.
Op begane-grondniveau is een stedenbouwkundig grid ontworpen als basis voor een logistiek systeem. Echter bleef, door de enorme omvang van de hallen, een groot deel van het volume onbenut. In het kader van dubbelgrondgebruik ontstond het idee om op 8 m hoogte een tweede laag te maken die voorziet in de ruimtebehoefte van ondersteunende activiteiten voor de productievloer, zoals kantoo-r, onderzoek- en onderwijsfuncties.
Binnen dit bouwkundig en installatietechnisch raamwerk kunnen verscheidene gebruiksfuncties op flexibele wijze worden gehuisvest. Zo worden op relatief eenvoudige wijze functieveranderingen gerealiseerd. Dit plug-in systeem is zowel uitbreidbaar als wegneembaar.
Het idee van de ‘stedelijke stellingkast’ is ontstaan door de in onbruik geraakte kraanbanen. De constructieve overcapaciteit wordt gebruikt om nieuwe functies op niveau 'in te hangen'. De eerste unit, de tussenvloer, is opgehangen aan balken die tussen de kraanbanen zijn geplaatst. De unit zelf is opgebouwd uit een staalconstructie.
De tussenvloer met een vloeroppervlak van 1.000 m² wordt ontsloten door een extern stijgpunt met lift en trappenhuis. Een stelsel van loopbruggen sluit hierop aan.
Het plafond, de onderzijde van de tussenvloer, heeft een print waarop de context, de gehele Rotterdamse haven, in beeld is gebracht.
Beschrijving staalconstructie en/of gebruik van staal
De vloeren van de unit bestaan uit houten balklagen op stalen liggers. Deze stalen vloerliggers hangen samen met de stalen dakliggers aan trekstangen Ø 89 mm. De trekstangen zijn opgehangen aan zware hoofdbalken (tot HEB 700), die de bestaande kraanbaanliggers overspannen. De gehele constructie van de unit hangt aan deze kraanbanen en wordt nergens afgesteund op kolommen. Wel zijn de vloeren van de unit horizontaal afgeschoord op de bestaande stalen kolommen.
De bestaande constructie van de hal bestaat uit complexe vakwerkkolommen en vakwerkspanten. Het bepalen van de sterkte van de bestaande constructie, voor de oplegging van nieuwe constructies was niet eenvoudig. Er zijn uitgebreide controleberekeningen gemaakt van de sterkte om te bepalen wat de mogelijkheden waren.
Bijzondere aspecten bouwkundig concept / ontwerp
Bijzondere constructieve slimmigheden / detailleringen
Beginpunt voor de bepaling van de draagcapaciteit van de bestaande constructie waren de af te lezen kraanbelastingen. Echter bleek de nieuwe tussenvloer lokaal toch een grotere belasting te geven en was de staat van het 100 jaar oude staalskelet onzeker. Uitgebreid ultrasoon- en labonderzoek naar de kwaliteit, de sterkte, de lasbaarheid, de dikte en de staat van het bestaande staal gaf echter wel de zekerheid dat de staalconstructie voldoende sterk was voor de nieuwe unit. Met ultrasoon onderzoek is de dikte van de staalprofielen gemeten, waaruit bleek in hoeverre de constructies gecorrodeerd waren. Daarnaast zijn boorstukken genomen van zowel diverse kolommen als liggers, waarop labonderzoek is uitgevoerd. Hieruit volgde de materiaalsterkte; met de korrelstructuur en het koolstofgehalte kon de lasbaarheid bepaald worden.
In het ontwerp was een zuivere (scharnierende) detaillering van de oplegpunten essentieel. Ongewenste spatkrachten of momenten zouden kunnen leiden tot instabiliteit van de kraanbanen of kolommen. Bovendien moesten de nieuwe ophangconstructies om de bestaande vakwerkkolommen en vakwerkspanten heen geplaatst worden.
Bijzondere aandacht is besteed aan het dynamische gedrag van de lichte vloerconstructies. Aangezien alle constructies in elkaar hangen worden vervormingen in de constructie verergerd door het doorbuigen van liggers en het uittrekken van trekkolommen. De houten vloerbalken buigen door, maar ook de stalen vloerliggers, de stalen hoofdbalken en de bestaande kraanbanen. Door stijve staalconstructies zijn de vervormingen in de hand gehouden.
Bijzondere aspecten uitvoering
Tijdens de uitvoering is een deel van de productievloer onverhuurd gebleven, zodat de unit op locatie gebouwd kon worden. Hoewel volledig droog en beschut gewerkt kon worden, was beperkte werkruimte bepalend voor de uitvoering. Aangezien de hal in gebruik is gebleven tijdens uitvoering, waren de grote ingangen voor aanvoer van materiaal beperkt beschikbaar. Mede daardoor is er gekozen voor traditionele houten balklagen en niet voor prefab systemen. Het staal is in kleine delen aangevoerd, maar om snel en veilig te kunnen monteren is er zodanig gedetailleerd dat er geen laswerk op de bouw nodig is geweest. De constructie van de unit is ter plaatse op begane-grondniveau opgebouwd, waarna deze tussen de bestaande kraanbanen is opgehangen. De verdere afwerking van de unit vond plaats op niveau.
Bijzondere functionele aspecten van het bouwwerk
Duurzaamheid
Materiaalgebruik (efficiëntie)
De unit is een nieuw gebouw in een bestaand gebouw. Hierdoor heeft de unit geen last van weersinvloeden van buiten en zijn materialen gebruikt voor een binnenklimaat. De toegepaste materialen zijn licht en demontabel, waardoor de unit flexibel indeelbaar is en relatief eenvoudig uit te breiden of te verwijderen.
Energiegebruik en verbruik tijdens bouw en gebruik
De hal vormt een zwak geklimatiseerde spouw om de unit. Door enkel de unit zelf volledig te klimatiseren is het energieverbruik tot een minimum beperkt.
Mate van overlast (bouwwerkzaamheden) voor mens en dier
Innovaties op product-, concept- en bouwniveau